We hebben de fases uitgebreid besproken en gekeken bij de tekeningen in welke fase ze horen en op welke punten je moet letten om dat te kunnen beslissen. Om dit te kunnen beslissen, hebben we onderstaand blad gebruikt.
Dit waren de 3 fases:
fase 1: krabbelen/krassen (kinderen kleuren vooral om een spoor achter te laten op het papier, ze tekenen/kleuren niet met een doel)
fase 2: gecodeerde werkelijkheid (opgedeeld in 2a en 2b. In fase 2a tekent het kind willekeurig en een idee wat het kind van de werkelijkheid heeft. Ze tekenen wat meer dan bij de krabbelfase. In fase 2b tekent het kind meer details, meer vormen en ontdekt het dat een papier een boven- en onderkant heeft.)
fase 3: zichtbare werkelijkheid (Er worden steeds meer details getekend en gelet op hoe het eruit ziet in de werkelijkheid en dit zo goed mogelijk nabootsen)
Hieronder een aantal foto's, erboven staat de fase die erbij hoort en in de foto is een kenmerk te zien.
Fase 1: voorbeelden kunnen zijn --> krabbels, wanordelijke plaatsing en lijnen.
Fase 2a: voorbeelden kunnen zijn --> kop(buik)poter, functionele kleuren en stapeling
Fase 2b: voorbeelden kunnen zijn --> exemplariteit, grondlijn en grootteverschil
Fase 3: voorbeelden kunnen zijn --> kleurnuance, overlapping en plattegrond
Geen opmerkingen:
Een reactie posten